maandag 4 november 2013

Aardrijkskunde en apps: een goede combinatie

De tablets die op steeds meer scholen gebruikt worden, bieden veel mogelijkheden voor het onderwijs. In deze blogpost aandacht voor een paar apps die ingezet kunnen worden voor het vak aardrijkskunde.

Contentapps
De eerste onderwijsgebruikers van smartphones en tablets maakten vooral gebruik van content-apps: apps waarin de leerstof aangeboden wordt. Soms is dat niet meer dan het schoolboek dat altijd al gebruikt werd, maar nu in e-pub-formaat wordt aangeboden. Daarmee maak je weliswaar de schooltassen lichter, maar het lezen zelf wordt er niet makkelijker op. En soms wordt dat boek zelfs alleen als pdf-bestand aangeboden: dat maakt lezen nog lastiger omdat de lettertjes dan erg klein worden. Interactieve content-apps maken lezen en leren daarentegen leuker, makkelijker en/of rijker: doordat tekst afgewisseld wordt met (bewegende) beelden, (zelf)toetsen, gesproken tekst, applets (interactieve animaties) enz.

Veel van dit soort toepassingen zijn te vinden in het iBook 'Onder de grond', over de geologische geschiedenis van Nederland, de biodiversiteit van de bovenste bodemlagen en wat er allemaal komt kijken bij ondergronds bouwen. De tekst in dit iBook is aangevuld met filmpjes, animaties, kaarten, infographics en 3D-modellen. Het iBook sluit goed aan bij de leerstof in de onderbouw van het voortgezet onderwijs; het bijbehorend lesmateriaal is ontwikkeld door het Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit. Handig is dat je in het boek teksten kan markeren en er je eigen notities (of definities) aan kan toevoegen. 'Onder de grond' is ontwikkeld door Lijn43 en Nemo Uitgeverij binnen innovatieprogramma ‘Uitgeverij van de Toekomst’. Leraar24 maakte een videoverslag van een proefles op het Bonhoeffer College in Castricum. Het lesmateriaal en de eerste drie hoofdstukken ('Een reis door de tijd', 'Leven in een dunne laag' en 'Ondergronds bouwen') zijn gratis beschikbaar.

Locatiegebonden apps
Aardrijkskunde heeft natuurlijk alles te maken met plaats, en veel tablets bieden de mogelijkheid om door middel van GPS te bepalen waar een gebruiker zich bevindt. Gebruikers kunnen op die manier informatie aangeboden krijgen afhankelijk van hun locatie. In Amsterdam krijgen ze andere informatie dan in Koog aan de Zaan.  Heel toepasbaar natuurlijk voor (o.a.) het vak aardrijkskunde.

Een van de meest inspirerende apps die hiermee werkt, vind ik de (iPhone)app Urban Augmented Reality, afgekort tot UAR. Met deze app krijg je zowel informatie over wat zich boven de grond bevindt, als wat daaronder zit. Met UAR kan je dwars door de stoep heen kijken. Langs routes in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag worden onder meer ondergrondse metrostations, parkeergarages en oude stadsruïnes zichtbaar, allemaal driedimensionaal. Ook aan UAR kan je zelf informatie toevoegen. Een prima opdracht voor leerlingen, lijkt me: zelf informatie te zoeken over wat zich onder en/of boven de grond bevindt op een bepaalde plek en zo met de hele klas een mooi overzicht maken van (een stukje van) de stad!


donderdag 10 oktober 2013

LOB? Dat doen wij op Twitter

Leren doe je omdat je iets wilt weten of wilt kunnen. Leren op school wordt door leerlingen soms anders ervaren: daar leer je omdat het 'moet'. Dat maakt leren op school voor veel leerlingen moeilijk: ze hebben het gevoel dat de inspanning die ze moeten plegen hen weinig oplevert. Een goed toekomstbeeld van jezelf hebben is overigens niet alleen belangrijk voor de motivatie tijdens de (voor)opleiding tot dat vak/beroep: een verkeerde keuze kan ook behoorlijke financiële consequenties hebben en ook heel wat stress veroorzaken.


Het vak LOB kan hierin een rol spelen: als je weet wat je later wilt worden, ben je meer gemotiveerd dan wanneer je geen enkel zicht hebt op je toekomst. Het vak LOB helpt jongeren bij het maken van die keuze voor een vervolgopleiding en een beroep. Het nadeel van het aanbieden van LOB als vak is dat de oriëntatie op vervolgstudie en beroep meestal beperkt blijft tot de uren die toegekend zijn aan het vak en tot het (vaak weinig persoonlijke) materiaal dat in de methode wordt aangeboden.Wie meer wil dan dat, kan overwegen om Twitter in te zetten als middel om beroepen te verkennen.

Op Twitter plaatsen mensen van allerlei verschillende beroepen berichtjes. Soms zijn dat heel persoonlijke berichtjes, maar er worden ook heel vaak 'professionele' berichten geplaatst: tweets over problemen en successen in het beroepsleven van de tweep. Die tweets geven een aardig, zij het soms wat (bovenmatig) positief, inzicht in wat een beroep inhouden. Zo volg ik zelf een aantal boswachters op Twitter en dat heeft me geleerd dat je als boswachter niet alleen veel bezig bent met natuurbeheer, maar ook met voorlichting aan jong en oud, politiek, het aansturen van vrijwilligers en nog veel meer.

Maar niet alleen boswachters kunnen je leerlingen volgen op Twitter: uit elke beroepsgroep zijn wel vertegenwoordigers te vinden. Voor het Nederlandse taalgebied kunnen leerlingen op Twittergids (o.a.) kijken naar groepen van tweeps die schrijven over hun beroep. Willen ze Engelstalige tweeps vinden, dan kunnen ze gebruik maken van de site Twellow. Je kan leerlingen ook met de (geavanceerde) zoekmachine van Twitter laten zoeken naar berichtjes waarin de hashtag met een beroepsnaam wordt gebruikt, maar ik zoek zelf liever naar woorden in het profiel van tweeps door in een zoekopdracht de beroepsnaam te combineren met de woorden 'twitter' en 'profile'. Nog veel makkelijker maak je het je leerlingen door ze gewoon op Twitter te laten vragen of er mensen zijn met een bepaald beroep. Ze moeten dan hun oproep de hashtag #dtv (durftevragen) meegeven: die berichtjes worden door heel veel mensen gelezen en de kans is groot dat er mensen reageren die zelf dat beroep hebben of hen kunnen verwijzen naar andere tweeps met dat beroep. En als ze eenmaal contact hebben gelegd met één persoon uit een beroepsgroep, dan kan leerlingen via die persoon hun netwerk in die beroepsgroep uitbreiden, bijv. met de zoekmachine van Twitter.

Als de leerling weet welke tweeps het beroep hebben dat hij wil onderzoeken, dan kan hij om te beginnen een tijdje de berichten bijhouden die die personen versturen. Zo krijgt hij elke dag, beetje bij beetje, informatie binnen over het beroep/de beroepen waarin hij geïnteresseerd is. Maar hij kan het netwerk ook gebruiken om vragen te stellen: wat heeft iemand gedaan om dat beroep te kunnen uitoefenen, hoe denkt hij zelf over zijn vak, zijn er tips voor mensen die hetzelfde willen doen enz. Wil de leerling nog meer informatie, dan kan hij misschien vragen om een dagje mee te lopen of vragen om een stage, een vakantie- of weekendbaan. Deze manier van informatie vergaren past prima bij de manier waarop jongeren leren: van door henzelf benoemde experts, op de momenten en locaties die ze zelf willen en over onderwerpen waarin ze zelf geïnteresseerd zijn. En daarbij doen ze, zonder dat ze dat zelf in de gaten hebben, ook nog heel vaardigheden op op het gebied van mediawijsheid.


maandag 23 september 2013

Veilig hele grote bestanden versturen via de cloud

Het zal niemand ontgaan zijn dat werken in de cloud soms niet zo privé is als we hadden gehoopt. Ook is werken in de cloud niet altijd zeker: dagelijks komen er nieuwe diensten bij en verdwijnen andere diensten. Geen probleem voor wie het experiment niet schuwt, maar wel lastig als je voor je werk zekerheid wilt hebben.

Wie in het hoger onderwijs werkt en (iets) meer veiligheid wil, kan sinds kort bestanden verzenden via de dienst FileSender. Deze dienst is ontwikkeld omdat er met name onder onderzoekers een behoefte bestond om supergrote (data)bestanden (van wel 100 GB of meer) veilig uit te wisselen. Bestaande diensten konden niet aan die behoefte voldoen; ofwel omdat de veiligheid niet gegarandeerd kon worden, ofwel omdat er een limiet zat aan de grootte van de bestanden die uitgewisseld konden worden. Om die reden is door enkele instellingen (waaronder SURFnet) besloten de dienst FileSender te ontwikkelen. Bij deze dienst kan je grote bestanden uploaden en dan een link sturen naar één of meer ontvangers, die het bestand vervolgens kunnen downloaden. Bestanden up- en downloaden via FileSender gaat snel omdat gebruik wordt gemaakt van het SURFnet-netwerk. En, anders dan wanneer je bestanden via de mail verstuurt, is er in principe1 geen limiet aan de grootte van de bestanden.

Er zijn natuurlijk een heleboel diensten waar je op deze manier bestanden kan versturen. Denk bijvoorbeeld aan WeTransfer en HighTail (voorheen: YouSendIt). Ook diensten waar je snel (hele) grote bestanden kan versturen. Waarom ik de voorkeur geef aan FileSender?
  • het is een dienst van SURF wat me het vertrouwen geeft dat er optimaal aandacht besteed wordt aan veiligheid en privacy. De bestanden staan bijvoorbeeld op servers in Nederland en vallen dus onder de Nederlandse wetgeving,
  • FileSender is een dienst die door SURFmarket wordt aangeboden. Zij dragen zorg voor de stabiliteit van de dienst. Bij diensten als WeTransfer en Hightail loop je het risico dat ze van de ene op de andere dag van het web verdwijnen.
  • Omdat alleen hogeronderwijsinstellingen gebruik kunnen maken van FileSender2, heb je zekerheid dat een afzender is wie hij zegt dat hij is. Bij bestanden die je binnenkrijgt via andere diensten heb je geen enkele zekerheid over de afzender.
  • Bij FileSender krijg je geen reclame te zien en de interface is (mede daardoor) lekker rustig. 
FileSender wordt kostendekkend, dus niet gratis aangeboden: (bij SURF aangesloten) instellingen die gebruik willen maken van de dienst  betalen een bedrag van tussen de 750 en 3.000 euro per jaar3:
  • instellingen met meer dan 10.000 studenten en medewerkers betalen 3.000 euro per jaar,
  • instellingen zonder studenten betalen 750 euro per jaar,
  • overige instellingen betalen 1.500 euro per jaar.
Wil je zelf eens proberen hoe de dienst werkt? SURFnet heeft een (tweede) FileSender-implementatie waarop wordt doorontwikkeld. Die versie heeft dus geen beschikbaarheidsgaranties en hij is toegankelijk voor iedereen die een mailaccount heeft bij een bij SURF aangesloten instelling of een SURFguest-account4 heeft.De screenshot bij deze post is gemaakt van deze pilotversie van FileSender.

Nog veel meer informatie over FileSender is hier te vinden.

Noten
1 D.w.z.: de software van FileSender stelt geen beperking aan de grootte van de bestanden, maar sommige (versies van verschillende) browsers doen dat wel.
2 Gebruikers van FileSender kunnen wel anderen uitnodigen om bestanden op te halen èn om zelf bestanden te uploaden. Op die manier kan je (wederzijds) bestanden delen met mensen die geen abonnement hebben op FileSender.
3 Excl. opslag van SURFmarket en BTW (tarieven eind 2013).
4 Iedereen die dat wil kan zo'n account aanmaken, onafhankelijk of je wel of niet werkt bij of studeert aan een instelling voor hoger onderwijs. Het aanmaken van een SURFguest-account doe je bij de dienst Onegini.

vrijdag 20 september 2013

Subsidie voor mediawijsheid projecten: een nieuwe deur gaat open

Stichting MediaMachtig heeft in de afgelopen 3 jaren talloze basisscholen geholpen om mediawijsheid op te nemen in het curriculum. Op de website vind je de resultaten van alle projecten die met subsidie van MediaMachtig zijn uitgevoerd, in de schooljaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013. We (het bestuur van MediaMachtig en het Comité van Machtigen) hadden de regeling graag ook dit jaar voortgezet, maar het is ons (tot nu toe) helaas niet gelukt om sponsors te vinden voor het werk van onze Stichting. Dat betekent dat er dit jaar geen nieuwe regeling wordt uitgeschreven door ons.

Maar zoals het wel vaker gaat in het leven: waar een deur gesloten wordt, gaat een andere deur open. De deur die vandaag wordt open gedaan, is een deur die door BV's, stichtingen en verenigingen) open gedaan kan worden. Het SNS Reaal Fonds biedt met de Programmaregeling Kijk op Media de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor voor mediawijsheidprojecten (uit te voeren in 2014) voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs of dezelfde leeftijdsgroep (12 tot 15 jaar) buiten school.

De regeling biedt ruimte voor maximaal 8 subsidies van elk maximaal 50.000 euro voor opschalingsprojecten waarbij 'sprake (is) van leren over media en/of ervaring opdoen met media, met aandacht voor reflectie'. Aanvragen kunnen ingediend worden tot en met 31 oktober. Scholen kunnen zelf geen aanvraag indienen, maar omdat het gaat om jongeren van 12 tot 15 jaar, zullen er voor scholen bij sommige projecten zeker kansen liggen om aan te haken. Mijn advies aan scholen is daarom om na te gaan of er in de (fysieke of virtuele) omgeving van de school mediawijsheidsprojecten zijn die passen binnen de Regeling en die voor hun leerlingen èn voor de school/het onderwijs interessant zijn.

Ik denk bijv. aan:
  • projecten waarbij jongeren zelf media maken (dat kunnen ze gaan doen voor, met of op school), 
  • projecten waarbij jongeren leren over media (misschien kunnen de jongeren die kennis doorgeven aan andere jongeren),
  • projecten waarbij mensen elkaar helpen bij het gebruik van ICT (zoals bij Seniorweb) en die uitgebreid kunnen worden naar jongeren.
Heb je ideeën en wil je dat ik meedenk? Ik bied me bij deze graag aan!

Meer subsidieregelingen vind je in dit overzicht (van juni 2013) van Mediawijzer.net.